Afgelopen dagen heb ik mij verdiept in de ondergrond van de heemtuin. Niet fysiek gegraven, maar via bronnen over bodemonderzoek die beschikbaar zijn.

Vierhouten ligt midden op de Veluwe. Je kunt er dus van uit gaan dat het zandgrond betreft. Maar in welke samenstelling en hoe is dat ontstaan.

Een van de bronnen die ik heb gebruikt is het DINOloket van TNO, de Gelologische Dienst Nederland. Zij beschikken over gegevens die komen uit de database van DINO én de BRO (Basisregistratie Ondergrond). Deze informatie komt o.a. van diverse grondboringen die in de directe omgeving van de heemtuin zijn gedaan.
Het betreft drie registraties, n.l. :

  1. BRO Bodemkaart
  2. BRO Geomorfologie
  3. BRO Grondwaterstand


BRO Bodemkaart

De Bodemkaart brengt voornamelijk de samenstelling van de grond in kaart. Voor het gebied, waar de heemtuin deel van uit maakt, betreft het voor de toplaag hoge zwarte enkeerdgronden, leemarm en zwak lemig fijn zand. De grond rond het dorp Vierhouten bestaat uit haarpodzolgronden. Nog westelijker, op de Vierhouter heide, wordt de grond schraler. De toplaag bestaat daar voornamelijk uit haarpodzolgronden en grof zand.

BRO Bodemkaart

Een podzol is ontstaan door een eeuwenlang proces van uitspoeling en inspoeling in leemarm dekzand. Het dekzand is tijdens de laatste ijstijd door de wind als een metersdikke deken afgezet. Als gevolg van het vochtiger wordende klimaat raakte Noord-Europa bedekt met bos. Afgestorven plantenmateriaal werd door organismen afgebroken tot humus en deze werd door bodemorganismen door de bovenste decimeters van de grond gemengd. Deze bovengrond (A-horizont) kreeg hierdoor een steeds donkerder kleur.

De laag daaronder bestaat uit grof zand en / of grind beginnend tussen 0.4 en 1.2 meter vanaf het maaiveld. Deze laag is tenminste 0.4 m dik.

Onderstaande bodemmonsterprofiel laat de verschillende lagen zien tot ruim 40 meter diepte.

Boormonsterprofiel

 Diepte  Lithologie        Diepte   Lithologie
A   
0.00  m - 1.70 m   
Zand, fijne categorie       G   
21.30 m - 28.60 m   
Zand, fijne categorie 
B 1.70 m - 2.50 m Zand, grove categorie, sterk grindig H 28.60 m - 32.00 m  Zand, matig grof, zwak grindig
C 2.50 m - 5.80 m Zand, matig grof, grindig I 32.00 m - 32.80 m  Zand, grove categorie, grindig 
D 5.80 m - 6.70 m Zand, matig grof, grindig J 32.80 m - 34.00 m  Zand, zeer grof, grindig
E 6.70 m - 8.40 m Zand, grove categorie, grindig K 34.00 m - 36.80 m Zand, fijne categorie, grindig
F 8.40 m - 21.30 m Zand, matig grof L 36.80 m - 41.50 m Zand, grove categorie, grindig

 



Enkeerdgronden

Enkeerdgronden bestaan uit een humusrijke bruingekleurde laag grond van ten minste vijftig centimeter dik, het esdek. In de Nederlandse bodemclassificatie vallen enkeerdgronden onder de zogenaamde dikke eerdgronden. Deze bodemsoort komt voor in zandlandschappen die gevormd zijn in het Pleistoceen. Deze gronden zijn ontstaan door het potstalsysteem waarbij de grond werd bemest met dierlijke mest en plaggen.
In enkeerdgronden wortelen planten tot de C-horizont die van 0 tot 80- centimeter diepte begint.

bodemlagen


De enkeerdgronden kunnen worden onderverdeeld in de bruine enkeerdgronden en de zwarte enkeerdgronden.

  • Zwarte enkeerdgronden: ontstaan door het gebruik van heideplaggen binnen het potstalsysteem. De A-horizont heeft minstens een dikte van vijftig centimeter en heeft een zwarte kleur. De grond is kleiarm en bevat weinig tot geen sporen van leem.
  • Bruine enkeerdgronden: ontstaan door het gebruik van bosstrooisel en graszoden binnen het potstalsysteem. Deze komen voor op de zandruggen nabij beekdalen. Het bodemprofiel bevat sporen van zand. De bruine enkeerdgronden bevatten sporen van zand en leem. De grondsoort heeft een A-horizont van minstens 50 centimeter.


De potentieel natuurlijke vegetatie van de zwarte enkeerdgronden bestaat uit wintereiken-beukenbos en nat elzen-eikenbos. Ditzelfde geldt voor de bruine enkeerdgronden. De Griestgras-Beukenbossen worden bij de bruine enkeerdgronden ook tot de potentieel natuurlijke vegetatie gerekend.


 
BRO Geomorfologie

Het landschap rond Vierhouten is vrij vlak met hier en daar laaggelegen reliëf. De hoogteverschillen lopen op tot maximaal 12,5 meter. Het reliëf bestaat uit grondmoreneglooiingen of smeltwaterglooiingen met resten van grondmorene.

BRO Geomorfologie

Met grondmorene wordt het Sediment (afzetting door wind, water en/of ijs getransporteerd materiaal) bedoeld dat door gletsjers en ijskappen wordt meegevoerd en onder het ijs wordt afgezet.
Grondmorenes bestaan vaak uit allochtoon materiaal, maar lokale omgewerkte sedimenten kunnen ook voorkomen. In Nederland wordt de term keileem gebruikt voor grondmorene. Deze keileem is bijvoorbeeld te vinden in de provincie Drenthe en langs de flanken van stuwwallen. Ze zijn gevormd tijdens het Saalien, het voorlaatste Glaciaal. In de keileem zijn veel zwerfstenen uit Scandinavië te vinden, die bestaan uit granieten metamorf gesteente.


 

BRO Grondwaterstand

Voor het onstaan en in stand houden van het Veluws landschap was en is een stabiele grondwaterstand belangrijk. Ook daar doet de Gelologische Dienst Nederland onderzoek naar. Regelmatig worden proefboringen gedaan en vastgelegd in de DINO database.

Grondwaterstanden 

Over een aantal jaren gezien is de waterstand gemiddeld stabiel. Ook de variaties van de seizoenen zijn goed te zien.

De verschillen tussen de droge en natte jaargetijden kunnen oplopen tot wel 1,5 meter.

Het stuwtje in de beek van de heemtuin heeft hier dus een belangrijke functie. Het zorgt er voor dat de waterstand in droge tijden zo lang mogelijk op een aanvaardbaar niveau blijft. Gedurende lange droge periodes valt de beek achter de stuw geheel droog. Afgelopen jaar tijdens de lange hete zomerperiode heb ik de waterstand van de beide vijvers nog nooit zo laag gezien. Ook de beek stroomopwaarts stond geheel droog.