Rododendron (Rhododendron, uit het Oudgrieks: ῥόδον (rhódon) = "roos"; δένδρον (dendron) = "boom") is een geslacht van bloeiende planten in de heidefamilie (Ericaceae). Dit omvangrijke geslacht is onderverdeeld in een aantal ondergeslachten.

Rododendron

De rododendrons zijn in het algemeen struiken tot kleine bomen met verspreid staande bladeren. De bladeren hebben een gave rand en kunnen gegroepeerd staan aan het eind van de tak, wat tot een schijnkrans leidt. De bloemen staan vaak in eindstandige dichte of losse tuilen, maar kunnen ook alleenstaand zijn. Het aantal meeldraden bedraagt 5, 10 of 27.

Rododendron2

Rhododendron is een zeer wijd verspreid geslacht, maar een hoofdconcentratie van verschillende soorten wordt aangetroffen in het Chinese deel van de Himalaya, van Nepal en Sikkim tot Yunnan en Sichuan, met andere brandpunten in de bergen van Indochina, Korea, Japan en Taiwan.

Verschillende soorten zijn inheems in Noord-Amerika en enkele in Europa.

In Europa komen slechts een beperkt aantal soorten voor. De Pontische rododendron (Rhododendron ponticum) is verwilderd in noordwest Europa, ook in België en Nederland.

Bron: Wikipedia

Zilverspar (Abies), soms ook zilverden, is een geslacht van tussen de 45 en 55 soorten groenblijvende naaldbomen uit de dennenfamilie (Pinaceae). Alle soorten zijn bomen, die hoogten van 10 - 80 m kunnen bereiken bij diameters van 0,5 - 4 m.

Zilverspar

De zilversparren kunnen van andere leden van de dennenfamilie worden onderscheiden door het feit dat naaldachtige bladeren aan het takje zijn bevestigd via een basis die op een kleine zuignap lijkt. Een ander uniek kenmerk zijn de rechte, cilindrische lange kegels van 5-25 cm die bij rijpheid desintegreren om de gevleugelde zaden vrij te geven. Ze zijn het nauwst verwant aan de ceders (Cedrus).

Zilverspar2 

Zilversparren worden gevonden in Noord-Amerika, Europa, Azië en Noord-Afrika.

Zilverspar3

Bron: Wikipedia

 

Taxus is een geslacht van coniferen, meestal ingedeeld in de taxusfamilie (Taxaceae). Het zijn vrij traag groeiende bomen of struiken die zeer lang kunnen leven. De hoogte kan variëren van 2,5 tot 20 m en de boomstammen kunnen een omtrek tot 5 m bereiken. Ze hebben een roodachtige schors en lancetvormige, vlakke, donkergroene, lange naalden van 1–4 cm bij 0,2-0,3 mm.

Taxus

Elke kegel bevat één enkel zaad, gedeeltelijk omringd door een gewijzigde kegelschaal die zich tot een zachte, heldere rode besachtige structuur ontwikkelt aan het eind. Dit is een zaadmantel; deze is 8–15 mm lang en breed en open. Ze is rijp zes tot negen maanden na bestuiving en wordt dan (inclusief het omsloten zaad) gegeten door lijsters en andere vogels, die de harde zaden onbeschadigd via hun uitwerpselen verspreiden. De rijping van de "besjes" wordt uitgespreid over twee tot drie maanden, om de kans op succesvolle verspreiding van de zaden te verhogen. Taxussen zijn meestal tweehuizig.

Taxus2

Alle taxussen zijn zeer dicht verwant aan elkaar, sommige botanici behandelen alle als ondersoorten of variaties van enkel één wijdverspreide soort. Bij deze behandeling is de gebruikte soortnaam Taxus baccata, de eerste wetenschappelijk beschreven soort.

Het afwijkendst is Taxus sumatrana, die dunne, sikkelvormige geelgroene bladeren heeft. Taxus globosa is ook afwijkend met gebladerte dat tussen dat van de Sumatraanse taxus en de overige taxussoorten in zit.

Alle soorten taxus bevatten het hoogst giftige taxine, een alkaloïde, met tussen de soorten enige variatie in de precieze formule van de alkaloïde. Alle delen van de boom behalve de schijnbessen (zaadomhulsels) bevatten de alkaloïde. De schijnbesjes zijn eetbaar en zoet, maar het zaad is erg giftig. In tegenstelling tot vogels kan de menselijke maag de zaadhuid afbreken en taxine vrijgeven in het lichaam. Dit kan fatale resultaten hebben als de zaadmantels zonder de zaden eerst te verwijderen worden gegeten. Grazende dieren, in het bijzonder vee en paarden, worden ook soms dood gevonden dichtbij taxus na het eten van de bladeren.

Bron: Wikipedia

De weymouthden (Pinus strobus) is een boom uit de dennenfamilie (Pinaceae). Het is een conifeer die van nature voorkomt in Noord-Amerika. Tegenwoordig wordt de boom voor het hout gekweekt in Midden- en West-Europa, alwaar ze een hoogte kan bereiken tot 30 à 40 m. In het oosten van de Verenigde Staten bereikt de boom een hoogte van 55 meter en is het de hoogste boomsoort die daar van nature voorkomt. De boom is genoemd naar de ontdekkingsreiziger George Weymouth.

Weymouthden

De kroon is smal kegelvormig. Met het ouder worden wordt de kroon onregelmatiger en vlakker. De boomschors is glad en groenachtig bruin. Later wordt de schors grijsachtig tot zwart met een beetje paarse gloed. Tevens komen er dan groeven in de schors te zitten. De twijgen zijn slank en heldergroen. Later worden de takken groenachtig bruin en behaard.

Weymouthden2

De knoppen zijn eivormig, spits en oranjebruin. De weymouthden heeft slanke, blauwachtig groene naalden van 8-12 cm lang. Ze groeien in bosjes van vijf dicht opeen en zijn naar de top toe gericht.

De kegels zijn bruin, banaanvormig en 10-15 cm lang. De kegelschubben zijn naar buiten gekromd. Jonge kegels zijn groener en rechter dan oudere kegels.

Bron: Wikipedia

De rode bosbes of vossenbes (Vaccinium vitis-idaea) is een plant uit de heidefamilie (Ericaceae).

Rode Bosbes

De dwergstruik wordt tussen de 10 en 40 cm groot en heeft een compacte, rechtopstaande vorm. De ovale bladeren zijn afwisselend geplaatst en tweedelig gerangschikt, donkergroen en leerachtig. Aan het einde van de groeischeuten hangen de trossen met witte, soms rossige, klokvormige bloemen. De bloemtrossen bestaan uit vier bloemen. Bij andere soorten bosbessen bestaan deze meestal uit vijf bloemen. Eind augustus, begin september rijpen de bessen in vijf tot zes weken via wit naar helderrood. Cultivars rijpen onder goede omstandigheden nog een tweede keer in september en oktober. De rode bosbes is groenblijvend.

Rode Bosbes2

Bron: Wikipedia