Wat is er op langere termijn haalbaar?

 
Karakteristiek van de Veluwe

Hoewel we bij de Veluwe het eerst denken aan heidevelden, loofbossen, naaldbossen en zandverstuivingen, beantwoordt de Veluwe ook aan de volgende
karakteristiek. Over het algemeen is de Veluwe nogal voedselarm en droog. De voedingsbodem bestaat uit kwartsrijke zanden, die niet erg voedselrijk zijn.
En door de mens is de grond door eeuwenlange roofbouw uitgemergeld geraakt. Er groeien dus meer planten uit voedselarme milieus dan uit voedselrijke milieus. (Alle planten kunnen wel op rijkere grond groeien, maar daar worden ze eerder overwoekerd.)

 
Milieus van de Veluwe

Van het oorspronkelijke oerbos zijn sinds de middeleeuwen de laatste restanten verdwenen.
Wat overbleef waren onafzienbare heidevelden op een door primitieve landbouw en eeuwenlange begrazing door schapen sterk verarmde grond.
Na het midden van de 19e eeuw werden op de Veluwe veel naaldbossen aangeplant, voor 75% inheemse grove den; de rest was o.a. douglasspar en lariks.

De schapenlandbouw werd minder. Op de hei kwam meer natuurlijk bos van den, berk en eik; vrij open bos met onderbegroeiing.
Op de stuwwallen kwamen loofbossen waarvan het hakhout wat rijkere onderbegroeiing had. Onder oude beuken was de grond zuur en ontbrak de kruidlaag volledig.
Bij de heide-stuifruggen vormden zich waterdichte oerlagen, waarop vennen ontstonden en ondiepe leemlagen.
Aan de randen van de Veluwe maakte het afvloeiende grondwater extensieve landbouw mogelijk: de blauwgraslanden.

In de middeleeuwen ontstonden al graanakkers en aardappelakkers, met specifieke akkerflora. Aan de randen van bemeste akkers groeiden houtwallen van berken en eiken. Hier was een rijkere ondergroei van mooie voorjaarsbosplanten te zien. Er kwamen meer cultuurlanden, weiland en hooiland. Zij hebben een flora van meer en minder voedselrijke vochtige gronden en oevers. En in de dalen kwamen nattere broekbossen van elzen en berken. Zij konden een rijkere ondergroei hebben.
Het vroegere veen is praktisch helemaal afgegraven, maar vertoont door het schone grondwater nog wel de karakteristieke flora van 'kwelplanten'.
Uitgaande van erosiedalen zijn op veel plaatsen sprengenbeken gegraven om watermolens aan te drijven. Hier groeide flora van brongebieden en stromend water.

Natuurlijk kende de Veluwe ook cultuurgebied met wegbermen, overgangsgebieden met het karakter van een voedselarme zure zandgrond.
En tenslotte waren er de gegraven leemkuilen, met ondoorlaatbare bodems met wat kalk en mineralen. Dit vormde bij afgraving een voedingsbodem voor bijzondere plantensoorten.

 
De instandhouding

Het in stand houden van de zeldzame planten is niet eenvoudig. Er zijn daarbij een aantal factoren die we niet in de hand hebben:

  • Groei naar ouderdom zorgt ervoor dat de heemtuin naar een ander type tuin groeit, namelijk naar een bostuin.
  • De zure regen zorgt voor verrijking van de grond. Wij kunnen deze verrijking (o.a. grassen) waar nodig proberen tegen te gaan.
  • De luchtvervuiling. Wij kunnen planten die daarop reageren met extreme groei (braam, brandnetel, enz.) in de tuin sterk aan banden leggen. Maar voor de planten die hierdoor uitsterven kunnen we niets doen.
  • Ook op de watervervuiling kunnen we nauwelijks invloed uitoefenen (wallenkanten met gif bespuiten), behalve actie voeren om de vervuiling bij de bron aan te pakken. Dat heeft in het verleden gelukkig al veel opgeleverd, o.a. via het Waterschap Veluwe.
  • Klimaatveranderingen gaan heel geleidelijk, maar ze hebben het eerst invloed op de kwetsbare, zeldzame planten en dieren. Meer afwisselend landschap kunnen wij op deze 0,6 hectare niet bieden.
  • Zon en schaduw. Door het kleine oppervlak van het gebied en de hoge bomen langs de randen zal het aantal zon-uren in de tuin voorlopig nog blijven afnemen. Dit is een proces dat al jaren aan de gang is. Meer zon binnenhalen betekent kaalslag in de bomenrand rondom de tuin. Er moet gezocht worden naar een evenwicht tussen de nodige bezonning voor zeldzame planten en een natuurlijk aandoend landschappelijk geheel.