- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Hoge Beekwal
- Hits: 1604
De Gelderse roos (Viburnum opulus) is een struik of lage boom uit de muskuskruidfamilie (Adoxaceae). De soort komt van nature ook voor in de Benelux. De plant kan van 1,5 tot 6 m hoog worden. maar is meestal tot 3 m hoog. De Gelderse roos is in Nederland vooral te vinden in het rivierengebied langs kreken of strangen.
De Gelderse roos bloeit in mei en juni met witte bloemen die in platte tuilen voorkomen. De randbloemen zijn steriel, de overige bloemen zijn fertiel (vruchtbaar). De randbloemen hebben de functie om insecten te lokken. De bloem wordt door insecten bezocht vanwege de nectar.
Na de bloei komen er hangende trosjes met bessen, die lang aan de struik blijven zitten. De vruchten bevatten coumarinen, diterpenen en glycosiden. De rode vruchten hebben een zure en bittere smaak en zijn voor de mens eetbaar, maar zijn in grote hoeveelheden rauw licht giftig. In sommige landen worden de bessen verwerkt tot jam. De bessen kunnen goed de winter doorstaan en worden vaak gegeten door Pestvogels. De hoeveelheden suikers nemen zelfs toe in de winter. Ook worden de bessen gegeten door vogelsoorten als goudvink, grote lijster en roodborst.
Een populair ras is veel in tuinen te vinden: Viburnum opulus 'Rosea'. Deze struik heeft steriele bloemen die van groenig geel naar wit verkleuren en ook wel sneeuwbal wordt genoemd. Steriele bloemen leven langer dan fertiele. Maar dit betekent dat de struik dus ook geen bessen vormt. De bessen in combinatie met naar rood verkleurende bladeren zijn wel te zien bij een laagblijvende vorm van de Gelderse roos: het ras Viburnum opulus 'Compactum'.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Hoge Beekwal
- Hits: 2012
Fluitenkruid (Anthriscus sylvestris) is een plant uit de schermbloemenfamilie (Umbelliferae of Apiaceae). De soort komt in Nederland en Vlaanderen algemeen voor, in het bijzonder op plaatsen die met gras begroeid zijn. De plant komt veelal talrijk voor in wegbermen die hierdoor wit gekleurd worden.
De schermen zijn samengesteld uit witte bloempjes die tamelijk vroeg bloeien. De stengels zijn hol en gegroefd en vaak roodbewaasd. De plant is behaard en kan 1,5 m hoog worden. De bloem is wit en heeft een doorsnede van 3–4 mm. Elk bloempje heeft een omwindseltje en vijf kroonblaadjes. Er zijn per bloempje één groot, twee kleinere en twee kleine kroonblaadjes. De bloemen vormen samengestelde schermen met acht tot vijftien schermstralen. De bloeiperiode loopt van april tot juni. De bladeren zijn twee- tot drievoudig geveerd; de onderzijde is zachtbehaard. Fluitenkruid heeft donkerbruine, cilindervormige splitvruchten met een geribde snavel.
Het fluitenkruid dankt zijn naam aan het feit dat van de stengel fluitjes gemaakt kunnen worden. Om een fluit te maken moet bij een holle fluitenkruidpijp, met onderaan een dichte knoop, ongeveer halverwege een snee overlangs gemaakt worden.
De plant werd door Jac. P. Thijsse ook wel 'Hollands kant' genoemd. Dit omdat de bloemen fijn van vorm zijn. In Groningen en Friesland wordt ze ook wel pinksterbloem genoemd, niet te verwarren met de eigenlijke pinksterbloem.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Hoge Beekwal
- Hits: 1700
De dagkoekoeksbloem (Silene dioica, synoniem: Melandrium rubrum of Lychnis diurna) is een tweejarige of vaste plant uit de anjerfamilie (Caryophyllaceae). De naam dagkoekoeksbloem verwijst naar het overdag openstaan van bloemen, dit in tegenstelling van de avondkoekoeksbloem (Silene latifolia subsp. alba) en de nachtkoekoeksbloem ( Silene noctiflora).
De tot bijna een meter hoge plant heeft van mei tot september roze, tweehuizige bloemen met vijf diep ingesneden kroonbladen. De kelkbladen zijn buisvormig vergroeid tot een kelkbuis. De hoofdbloeiperiode valt in mei tot juni, maar in de herfst kan een tweede bloeiperiode plaatsvinden. De vrucht is een met tanden openspringende (dehiscente) doosvrucht.
De plant groeit op vochtige plaatsen met een pH waarde tussen 6,1 en 7,8, op voedselrijke laagveen- of zandgrond. Enige schaduw is gewenst, maar volle zon is geen probleem wanneer de bodem voldoende vochtig is en blijft. Hoewel de bloemen overdag open zijn, is de plant voor bestuiving grotendeels afhankelijk van nachtvlinders.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Hoge Beekwal
- Hits: 1691
De adderwortel (Persicaria bistorta, synoniem: Polygonum bistorta) is een overblijvende plant uit de duizendknoopfamilie (Polygonaceae). De naam is afgeleid van de slangachtige wortel. Ook de soortaanduiding bistorta wijst in deze richting, dit betekent tweemaal gedraaid.
De plant kent verschillende volksnamen zoals addertong, bloedkruid, hertstong met bloemen, longenkruid, miltkruid, naterwortel, njirrewoartel (Fries) en slangenwortel.
Adderwortel is met haar slangvormige wortelstok en alleenstaande bloeistengel met dichte, roze bloeiwijze en haar karakteristiek gevormde bladeren goed te determineren. De 30–100 cm hoge plant begint met een wortelrozet en heeft een rechtopstaande stengel met een aarvormige bloeiwijze. Hierbij komen de mannelijke en vrouwelijke bloemen aan één stengel voor. De uit een wortelrozet ontspringende bladeren zijn driehoekig-eirond. De plant groeit aan oevers van sloten, vaak in groepen. De bloeitijd loopt van mei tot augustus.
In Nederland is de soort vrij zeldzaam in Noord-Brabant en in het zuidoosten, zeldzaam in Gelderland, Overijssel en in het noordoosten en elders zeer zeldzaam. De plant komt in het wild vooral bij veenriviertjes voor; het aantal groeiplaatsen neemt langzaam af.
Adderwortel staat op zonnige tot licht beschaduwde, vochtige tot drassige, matig zure, voedsel- en humusrijke, kalkarme zand-, leem- of lichte klei en verdraagt geen bekalking, ontwatering en beweiding. De overblijvende plant, die zich vooral vegetatief vermeerdert, groeit in natte graslanden, langs sloten en in lichtrijke bossen. Het is een indicatorsoort voor het aan de oppervlakte komen van kwelwater. De plant wordt ook gekweekt als tuin- en stinsenplant en verwildert vaak.
Bron: Wikipedia