De rode klaver (Trifolium pratense) is een overblijvend kruid uit de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae ofwel Fabaceae). De rode klaver komt in het wild voor in heel Europa en in noordelijk en Centraal-Azië; zuidelijk vanaf het Middellands Zeegebied tot aan de Noordpoolcirkel. De rode klaver heeft zich ook in Noord-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland gevestigd.
Rode klaver is een vaste plant met een samengesteld, drietallig blad. De plant kan 15–50 cm hoog worden. De stengel is behaard. De onderste bladeren zijn rond en langgesteeld, de bovenste bladeren bijna zittend, langwerpig en aan onder- en bovenzijde bedekt met haartjes. In het midden van deze bladeren zit een lichte vlek. Naast de bovenste bladeren zitten eironde blaadjes.
Rode klaver bloeit van mei tot in de herfst met roze tot rode bloemen. De bloeiwijzen zijn bol tot eivormig en hebben aan de voet van de bovenste bladeren steunblaadjes.
Rode klaver werd vroeger veel gebruikt als voedergewas en komt weer meer in de belangstelling voor de ecologische landbouw. Hij wordt wel geteeld als stoppelgewas, dat wil zeggen dat de rode klaver in maart en april onder graan gezaaid wordt en na de oogst van het graan verder groeit. Rode klaver heeft een zeer laag blauwzuurgehalte. Er zijn zowel diploïde als tetraploïde rassen. De tetraploïde rassen zijn goed wintervast, de diploïde minder.
Voor de bestuiving werden er rond 1880 hommels uit Zuid-Engeland geïntroduceerd, omdat geen van de inheemse bijen door de diepe kroonbuizen rode klaver konden bestuiven. Alleen een uitrolbare hommeltong kan rode klaver bestuiven.
Het klaverblauwtje (Cyaniris semiargus) leeft alleen op rode klaver en staat op de Nederlandse Rode lijst dagvlinders.
Bron: Wikipedia