Een vaste plant of overblijvend kruid is een kruidachtige (niet-houtige), overblijvende zaadplant, die meer dan eenmaal tijdens zijn levensduur kan bloeien én langer dan twee jaar leeft. Sommige vaste planten bloeien pas na jaren voor het eerst. Planten die jaar na jaar bloeien en zaad vormen heten polycarpisch. Voorbeelden daarvan zijn riet, witte waterlelie en witte klaver.

Er zijn vaste planten die bovengronds afsterven, maar door het reservevoedsel uit de bol (bolgewas), knol (knolgewas), wortelstok of vlezige wortel in het volgende voorjaar weer uitlopen. We onderscheiden geofyten, die overwinteren op ondergrondse bollen of knollen en hemicryptofyten die ondergrondse knoppen ontwikkelen.

Daarnaast zijn er vele vaste planten die bovengronds niet afsterven, zoals vele grassen waaronder Engels raaigras.

Moeras- en waterplanten zijn ook dikwijls vaste planten, zij overwinteren met knoppen onder het wateroppervlak (helofyten en hydrofyten).

Onder de overblijvende planten vallen naast deze kruidachtige, vaste planten ook de houtige planten: de bomen, struiken, halfheesters en lianen.

Planten die na de bloei sterven (eenjarige planten, tweejarige planten en meerjarige planten) heten monocarpisch.