De gele ganzenbloem (Glebionis segetum, synoniem: Chrysanthemum segetum) is een eenjarige plant die behoort tot de composietenfamilie (Asteraceae of Compositae). De soort komt van nature voor in het Middellandse-Zeegebied en is van daaruit verder verspreid naar West- en Midden-Europa, Noord-Amerika, Midden- en Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland.
De soort staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als algemeen voorkomend en matig afgenomen. In Vlaanderen is de plant vrij algemeen en volgens de Rode Lijst 'thans niet bedreigd'.
In Griekenland worden bladeren en jonge scheuten van de variëteit G.s segetum var. neromantilida (νερομαντηλίδα) rauw gegeten in salades of gebruind in hete olijfolie.
De gele ganzenbloem wordt 30 – 60 cm hoog en heeft rechtopstaande stengels, die kaal, iets vlezig en al of niet vertakt zijn. De verspreid staande blauwgroene, vlezige, wasachtige bladeren zijn langwerpig met een grof getande tot veerspletige bladrand en met getande slippen en kunnen 8 cm lang worden. De onderste bladeren zijn steelachtig versmald en de hogere zijn iets stengelomvattend.
De gele ganzenbloem bloeit van juni tot en met augustus. Het bloemhoofdje heeft een geel hart van buisbloemen met daaromheen een krans van platte, over elkaar heen liggende gele straalbloemen. De totale diameter kan 6,5 cm bedragen. Het vruchtbeginsel is eenhokkig en onderstandig.
De vrucht is een 3 mm lang en 1,5 mm breed nootje met tien ribben. De zaden van de straalbloemen zijn gevleugeld, die van de buisbloemen niet.
Bron: Wikipedia