De adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) is een varen uit de adelaarsvarenfamilie (Dennstaedtiaceae). Het is een varen met een kosmopolitische verspreiding, die ook in België en Nederland zeer algemeen is. De plant wordt soms als een lastig onkruid beschouwd.
De adelaarsvaren is een forse plant die zich vooral vermeerdert door middel van een dikke, zwarte en kruipende wortelstok. De plant kan zich op gunstige plaatsen op vegetatieve wijze snel vermeerderen.
De bladen van de adelaarsvaren staan alleen en zijn vertakt, dubbelgeveerd, soms zelfs drievoudig geveerd. Als men een bladsteel aan de voet schuin doorsnijdt, is een figuur te zien die op twee adelaars lijkt. Hieraan dankt de soort zijn naam. De figuur ontstaat door de ligging van de vaatbundels. De bladveren kunnen een meter hoog worden. Er zijn exemplaren bekend met bladveren van drie meter.
De sporenhoopjes, sori genoemd, van de adelaarsvaren zitten langs de bladrand en zijn door een omgeslagen rand bedekt.
De sporen zijn rijp in juli of augustus. Er zijn klieren die nectar afscheiden waardoor mieren gelokt worden die de sporen verspreiden. Uit een spore kan zich een voorkiem van ongeveer vijf mm groot met geslachtsorganen ontwikkelen. Uit het antheridium komen zaadcelen die naar het archegonium zwemmen om daar een eicel te bevruchten. Hieruit groeit een nieuwe varen.
De adelaarsvaren wordt voornamelijk aangetroffen in bossen op zandgrond, maar de soort groeit ook op open plekken. De varen houdt niet van heel vochtige grond en kalk. Op onbeschutte plaatsen is er een kans dat hij schade oploopt door koude wind of nachtvorst.
Bron: Wikipedia