De merel (Turdus merula) is een middelgrote zangvogel uit de familie lijsters (Turdidae). Het is een inheemse broedvogel in Europa, Azië en Noord-Afrika en een algemeen voorkomende standvogel in de meer gematigde delen van zijn verspreidingsgebied. De merel is geïntroduceerd in delen van Noord- en Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. In het totale leefgebied van de merel worden een aantal ondersoorten onderscheiden, al worden enkele Aziatische ondersoorten soms beschouwd als volle soorten.

Merel

Het mannetje is overwegend zwart en heeft een gele oogring en snavel. In het broedseizoen is zijn melodieuze zang in het grootste deel van Europa 's ochtends en 's avonds te horen. Het vrouwtje en de juveniel zijn meer gecamoufleerd dankzij een donkerbruin verenkleed. Beide geslachten zijn territoriaal in hun broedgebied in bossen en tuinen. De merel is omnivoor en voedt zich met insecten, aardwormen, bessen en vruchten.

Een volwassen merel heeft een lichaamslengte van 23,5 tot 29 centimeter en een gewicht van 80 tot 125 gram. De vleugelspanwijdte bedraagt 34 tot 38,5 centimeter. De merel heeft een relatief lange staart.

In tegenstelling tot bij de meeste andere lijsters bestaan er duidelijke verschillen tussen het mannetje en vrouwtje. Een volwassen mannetje heeft een glanzend zwart verenkleed. Met name de onderzijde, maar ook de rugzijde en schouderstukken zijn soms grijs tot brons getint, wat duidelijk te zien is bij een juiste lichtval. Verder heeft het mannetje donkerbruine poten, een gele oogring en een oranjegele snavel, die in de winter wat donkerder wordt.

Het vrouwtje heeft een bruin tot geel- of roodbruin verenkleed, dat vanaf een afstand egaal kan lijken. De onderzijde is echter lichter gekleurd en onregelmatig gevlekt of gestreept. De buik is grijs tot bruin en de bruine borst is bedekt met lichte vlekken. De keel is het lichtst gekleurd en is grijs tot bruin met donkere onregelmatige strepen. Het vrouwtje heeft net als het mannetje donkerbruine poten, maar de snavel is lichter gekleurd. Ook de oogring is minder fel gekleurd en valt door het bruine verenkleed weinig op.

De eerste rui vindt plaats tijdens het eerste kalenderjaar aan het einde van de zomer of het begin van de herfst. De jaarlijkse ruiperiode van Europese merels ligt tussen juni en eind oktober, met de grootste piek in augustus.

In tegenstelling tot bij de meeste andere lijsters bestaan er duidelijke verschillen tussen het mannetje en vrouwtje. Een volwassen mannetje heeft een glanzend zwart verenkleed. Met name de onderzijde, maar ook de rugzijde en schouderstukken zijn soms grijs tot brons getint, wat duidelijk te zien is bij een juiste lichtval. Verder heeft het mannetje donkerbruine poten, een gele oogring en een oranjegele snavel, die in de winter wat donkerder wordt.

Het vrouwtje heeft een bruin tot geel- of roodbruin verenkleed, dat vanaf een afstand egaal kan lijken. De onderzijde is echter lichter gekleurd en onregelmatig gevlekt of gestreept. De buik is grijs tot bruin en de bruine borst is bedekt met lichte vlekken. De keel is het lichtst gekleurd en is grijs tot bruin met donkere onregelmatige strepen. Het vrouwtje heeft net als het mannetje donkerbruine poten, maar de snavel is lichter gekleurd. Ook de oogring is minder fel gekleurd en valt door het bruine verenkleed weinig op.

De eerste rui vindt plaats tijdens het eerste kalenderjaar aan het einde van de zomer of het begin van de herfst. De jaarlijkse ruiperiode van Europese merels ligt tussen juni en eind oktober, met de grootste piek in augustus.

Bron: Wikipedia